Prometheus logo
linkerzijde



50 jaar Porgy en Bess - Adriaan van Dis en Conny Palmen (18 april 2007)

Adriaan van Dis werd in 1946 geboren in Bergen. Hij groeide op temidden van halfzussen en ouders met een Indische geschiedenis. Zijn vader, die door zijn (Japanse) oorlogservaringen en zijn fysieke conditie arbeidsongeschikt was geworden, voedde Adriaan op met harde hand. Van Dis studeerde Nederlands en Zuid-Afrikaans aan de Universiteit van Amsterdam.

Het oeuvre van Van Dis omvat romans, novelles, verhalen, poëzie en toneel.

Tweeslachtigheid is een belangrijk thema in het werk van Van Dis. Het wemelt in zijn boeken van de antithesen, zoals blank/zwart, maatschappelijk/asociaal en afkomst/eigen identiteit. Zijn stijl, die alom werd geroemd, is luchtig. Die luchtigheid is echter bedrieglijk, maar voor Van Dis noodzakelijk om onderwerpen te kunnen aanroeren die zwaarwichtig van aard zijn zoals oorlogstrauma, discriminatie en mishandeling.

De wandelaar , d e nieuwe roman van Adriaan van Dis, snijdt de sociale thema's van deze tijd aan, maar is ook een melancholiek verhaal over het verlangen naar liefde en geborgenheid. - Een man krijgt bij een brand een hond in zijn schoot geworpen. Een hond die een andere wereld voor hem opent: die van vluchtelingen, illegalen en zwervers. Het verandert Parijs, het verandert de man: hij wil helpen, goed doen. Maar alles wat hij doet pakt anders uit.-
'Van Dis is een meester van de zelfspot, en ironiseert op een subtiele manier het verlangen om "iets te doen" aan het leed in de wereld. Adriaan van Dis is erin geslaagd om een roman te schrijven die de lezer met zijn neus op het nieuws van vandaag drukt.' – Pieter Steinz in NRC Handelsblad

Connie Palmen wordt in 1955 geboren in Sint-Odiliënberg, een dorpje vlakbij Roermond in Nederland. Samen met haar drie broers krijgt zij een katholieke opvoeding. Palmen studeerde Nederlands en Filosofie te Amsterdam.

De ontmoeting met de ideeën van Jean-Paul Sartre, Michel Foucault en Jacques Derrida werkten inspirerend en spelen een belangrijke rol in al haar werk, waardoor kwesties van echt en onecht, fictie en werkelijkheid, identiteit en betekenisverlening door anderen centraal staan.

Met Lucifer (februari 2007) zoekt Connie Palmen opnieuw de grenzen op van het schemergebied tussen feit en fictie. De immense invloed van verhalen op ons leven en de vraag of we zelf verantwoordelijk zijn voor de verhalen die over ons de ronde doen, kregen niet eerder in haar oeuvre zo huiveringwekkend gestalte.

Lucifer is een spannende roman over een tragische liefdesverhouding en een dramatische dood. In de zomer van 1981 valt de vrouw van de componist Lucas Loos op een Grieks eiland in een veertig meter diepe afgrond. De turbulente verhouding tussen de homoseksuele Lucas Loos en de flamboyante Clara Wevers vormt aanleiding tot een stroom van geruchten rondom deze ongelukkige val. Vijfentwintig jaar na de dood van Clara gaat de schrijver op onderzoek uit. Via een aantal kleurrijke personages dat het Amsterdam van de jaren tachtig bevolkte, stuit ze op onverwachte bronnen. Was de dood van Clara Wevers al jarenlang aangekondigd in een muzikaal en journalistiek oeuvre of was haar val een verschrikkelijk ongeluk?
Connie Palmen houdt de lezer tot op de laatste pagina in de greep van deze vraag.